Één-donor bloedplaatjesconcentraat, volume-gereduceerd

Deze productfiche beschrijft een patiënt-specifiek bloedproduct dat enkel op bestelling in het kader van specifieke indicaties wordt bereid. Het is voor een welbepaalde patiënt bestemd en wordt via een aparte bestelprocedure met het bestelformulier voor patiënt-specifieke bloedproducten aangevraagd. Om een tijdige aflevering te verzekeren moet het 24u op voorhand worden besteld.

Productcodes

Code 'Dienst voor het Bloed'

E7021VC0

E7021VD0

 

RIZIV-Code

Gehospitaliseerd:            752 500

Niet-gehospitaliseerd:    752 496

Bereiding en samenstelling

Een één-donor-bloedplaatjesconcentraat, pathogeen-gereduceerd wordt geselecteerd als startproduct voor volume-reductie.

Hieruit worden 3 EEE (Enkele Eenheid Equivalent) afgesplitst en gecentrifugeerd. Het volume van het bovenstaande mengsel van plasma en bewaarvloeistof (PAS) wordt dan verminderd tot max. 25 ml per eenheid (EEE). Dit komt overeen met een concentratie van minimum 2 x 106/µl.

Indicaties

Ernstige trombocytopenie of trombocytopathie bij een pasgeborene met risico op circulatoire overvulling, of wanneer een grotere plaatjesdosis gewenst is dan in het volume van een gewoon bloedplaatjesconcentraat kan worden toegediend.

 

Contra-indicaties

Het gebruik van bloedplaatjesconcentraten is gecontra-indiceerd bij patiënten met een voorgeschiedenis van allergische reacties op amotosalen of psoralenen. Bloedplaatjesconcentraten dienen niet te worden voorgeschreven aan neonatale patiënten die behandeld zij met fototherapie-apparaten die een piekgolflengte van minder dan 425 nm afgeven, en/of een lagere limiet van de emissiebandbreedte van <375 nm hebben. 

Dosis en gebruiksaanwijzing

Dosis

Een dosis van 5 ml/kg volume-gereduceerd bloedplaatjesconcentraat verhoogt de plaatjestelling met ongeveer 40 000/µl.

Om het rendement van een bloedplaatjestransfusie te evalueren op een vergelijkbare manier bij verschillende dosissen en individuen, kan de corrected count increment (CCI) berekend worden. De CCI geeft voor een bepaalde persoon, en bij een veronderstelde lichaamsoppervlakte van 1 m2, de stijging in bloedplaatjesconcentratie (in 103/µl) weer na transfusie van 1x1011 bloedplaatjes.

            

CCI = ([PLT]* 1 uur na transfusie – [PLT]* vóór transfusie) x lichaamsoppervlak** x 1011

                                    aantal trombocyten toegediend

  

Lichaamsoppervlakte** = √ (lengte°x gewicht°°/3.600)

  

(* trombocytentelling, uitgedrukt in 103 per µl)

(** lichaamsoppervlakte in m²)

(°lengte in cm)

(°°gewicht in kg)

 

De CCI wordt berekend op basis van de plaatjestelling 10 tot 60 minuten na de transfusie (1-uurs-CCI) of van de plaatjestelling 24 uur na transfusie (24-uurs-CCI).

Bij koorts, sepsis, hypersplenisme, diffuse intravasale stolling, massale bloeding en gebruik van bepaalde antibiotica is de opbrengst meestal gering.

Een 1-uurs-CCI waarde lager dan 7.000/µl in de afwezigheid van bovengenoemde factoren kan wijzen op neonatale allo-immune trombocytopenie. Indien mogelijk worden danHPA-compatibele één-donor-bloedplaatjesconcentraten toegediend.

Speciale voorzorgsmaatregelen

Er is geen kruisproef vereist. Bloedplaatjes worden bij voorkeur ABO-compatibel toegediend; voor kleine kinderen en bij herhaalde transfusies is ook ABO-compatibiliteit van het plasma van belang en worden ABO-identieke bloedplaatjes aangeraden. Indien deze niet voorhanden zijn, kunnen bloedplaatjes van het type O zonder de vermelding ‘enkel isogroep’ worden gebruikt. Bloedplaatjes van het type O met vermelding ‘enkel isogroep’ mogen enkel worden toegediend aan bloedgroep-O-patiënten.

Resus D-negatieve ontvangers worden bij voorkeur behandeld met bloedplaatjes van resus D-negatieve donoren. Indien voor vrouwelijke resus D-negatieve patiëntjes toch bloedplaatjes van resus D-positieve donoren gebruikt worden, dient resus D-immunisatie voorkomen te worden door toediening van anti-resus D-immuunglobulinen (een dosis van 50 µg i.m. biedt bescherming bij transfusie van resus D-positieve bloedplaatjesconcentraten gedurende meerdere weken).

Gebruiksaanwijzing

Een bloedplaatjesconcentraat wordt intraveneus toegediend via een perfusieset met standaardfilter (170-260 µl). De bloedplaatjes worden traag geïnfuseerd gedurende de eerste 10 tot 15 minuten terwijl de patiënt nauwgezet geobserveerd wordt op een eventuele transfusiereactie. Vervolgens wordt de infusiesnelheid verhoogd in functie van klinische toestand. De transfusie duurt nooit langer dan 4 uur. Tijdens de toediening moet een aseptische techniek worden toegepast.

Eventuele restanten worden verwijderd als medisch afval.

Mogelijke ongewenste effecten bij toediening van het product

De meest frequent voorkomende bijwerkingen van een transfusie van bloedproducten zijn rillingen, koorts en symptomen van allergisch aard zoals urticaria en jeuk.

Ernstige, mogelijk dodelijke, ongewenste bijwerkingen zijn: circulatoire overvulling met longoedeem, transfusie-gerelateerde acute longaandoening (TRALI), bacteriële sepsis,

hemolytische transfusiereactie ten gevolge van plasma-incompatibiliteit en ernstige allergische reacties zoals anafylactische shock.

Verder kunnen voorkomen: posttransfusie purpura, chemische verstoring bij massale transfusie (citraat toxiciteit), transfusie-geassociëerde graft versus host-ziekte (TA-GVHD).

Door bloed en bloedderivaten kunnen infecties worden overgedragen: met virussen (B19 parvovirus, CMV*, HAV, HBV, HCV, HIV…), met bacteriën (syfilis), met protozoa (malaria, leishmania, trypanosomiase) en met ongekende ziekteverwekkende agentia.

Indien een acute transfusiereactie optreedt, dient de transfusie onmiddellijk te worden stopgezet en moet een aangepaste symptomatische therapie gestart worden.

Bij een milde allergische transfusiereactie (jeuk, roodheid, urticaria) kan de transfusie eventueel na toediening van antihistaminica of corticosteroïden worden verder gezet.



* Van gedeleukocyteerde bloedproducten wordt algemeen aangenomen dat door de eliminatie van de witte bloedcellen de kans op transmissie van het CMV-virus nagenoeg volledig wordt vermeden. Voor indicaties van het gebruik van bloedproducten afkomstig van donoren die serologisch negatief zijn voor CMV: zie onder CMV-negatieve bloedproducten.

Medicamenteuze en andere interacties

Een bloedplaatjesconcentraat mag niet gemengd worden met geneesmiddelen of infusieoplossingen.

Bewaring en stabiliteit

Bloedplaatjes moeten bewaard worden onder voorwaarden welke de viabiliteit en de hemostatische activiteiten optimaal houden. Een bloedplaatjesconcentraat bevindt zich in een zuurstof doorlatende bewaarzak en moet bewaard worden op een schudtoestel met beweging in een horizontaal vlak. De bewaartemperatuur voor een bloedplaatjesconcentraat ligt tussen + 20 °C en + 24 °C. De bewaartijd is 6 uur. Een bloedplaatjesconcentraat mag niet gebruikt worden na de vervaldatum en bij tekenen van beschadiging of bederf.

Veiligheid van producten bereid uit menselijk vol bloed

Het bloed wordt afgenomen van vrijwillige, niet-bezoldigde donoren, geselecteerd volgens de normen vastgelegd in de Belgische wetgeving en de procedures van de Dienst voor het Bloed van Rode Kruis-Vlaanderen.

Bij elke donatie wordt de donor gekeurd door een arts en getest op antistoffen tegen de humane immunodeficiëntievirussen (anti-HIV-1 en HIV-2), op antistoffen tegen het hepatitis C-virus (anti-HCV), op het hepatitis-B virus-oppervlakteantigen (HBsAg) en op antistoffen tegen Treponema pallidum. HIV, HBV en HCV worden ook opgespoord d.m.v. NAT-testen.
De producten afkomstig van donaties met positieve testresultaten worden vernietigd.

Het residuele risico - na donorselectie en labotesten - op transmissie van HIV, HBV en HCV werd op respectievelijk  1 op 4 à 6 x 106 , 1 op 0,3 à 6 x 106  en 1 op 700.000 geschat en is voornamelijk te wijten aan de ‘vensterperiode’ voor labodetectie. Dit restrisico wordt door PR tot bijna nihil gereduceerd. Dit restrisico wordt door PR tot bijna nihil gereduceerd. Door zijn brede actiespectrum beschermt PR ook in belangrijke mate tegen transmissie van minder of niet bekende pathogenen (‘emerging infectious diseases’). Dergelijke transmissie kan echter nooit worden uitgesloten.

Het risico op bacteriële contaminatie van PLC wordt door PR heel sterk gereduceerd. Steriliteitscontrole op de PLC wordt daarom niet meer uitgevoerd.

Prionen worden niet door PR geëlimineerd en kunnen niet door courante labotesten bij donors worden opgespoord. De beveiliging tegen transmissie van prionen door transfusie berust op een zorgvuldige donorselectie.

 

Aflevering

Op medisch voorschrift, na bestelling.

Bestel minstens 24 u voor het gewenste tijdstip van aflevering.

                                                                                                                                                                         

Laatst aangepast op 11/04/24.