Erytrocytenconcentraat, autoloog

Autologe bloedproducten worden afgenomen en afgeleverd in het kader van een autologe pre-donatie procedure. Ze kunnen enkel worden getransfundeerd aan de donor zelf.

Behalve de hieronder beschreven verse autologe erytrocytenconcentraten kunnen ook erytrocytenconcentraten, ingevroren en ontdooid, als autoloog product worden gebruikt.

Productcodes

Code 'Dienst voor het Bloed'

E5259100

 

RIZIV-Code

Gehospitaliseerd:            752 544

Niet-gehospitaliseerd:    752 533

Bereiding en samenstelling

Patiënten die in aanmerking komen voor autologe afnames zijn vrij van ernstige hartziekten en van actieve bacteriële infecties en zijn negatief getest voor HIV antistoffen, HbsAg en HCV antistoffen.

Een autoloog erytrocytenconcentraat wordt bereid uit vol bloed van de patiënt zelf door centrifugatie, gevolgd door verwijdering van het plasma. Aan de geconcentreerde erytrocyten wordt een voedende bewaarvloeistof toegevoegd, met name saline-adenine-glucose-mannitol (SAGM). Een autoloog eytrocytenconcentraat heeft een hematocrietwaarde tussen 0,50 en 0,70. Het product bevat een wisselende hoeveelheid Hb, vooral bepaald door het donorbloedvolume. Alle erytrocytenconcentraten zijn gedeleukocyteerd door filtratie en bevatten minder dan 1 x 106 leukocyten/product.

 

Indicaties

Afname van autoloog vol bloed is aangewezen bij patiënten met een duidelijke indicatie, oa multipele antistoffen tegen bloedgroepantigenen of antistoffen tegen een publiek antigeen van de rode bloedcellen. Patiënten met anti-IgA hebben eveneens baat bij autologe transfusie. Bovendien dient de kans op het gebruik van het product hoog te zijn.

Een autoloog erytrocytenconcentraat wordt gebruikt om het zuurstoftransport te verhogen bij bloedverlies en bij anemie. De transfusiedrempel ligt tussen 7 en 10 g Hb per dl afhankelijk van andere factoren die de zuurstoftransportcapaciteit bepalen zoals de cardiopulmonaire toestand van de patiënt. Een patiënt waarvan autologe erytrocytenconcentraten beschikbaar zijn, dient getransfuseerd te worden met de autologe eenheden alvorens homologe eenheden worden gebruikt.

In zeldzame gevallen kan de autologe afname ingevroren worden voor later gebruik. Zie Erytrocytenconcentraat, ingevroren en ontdooid.

 

Dosis en gebruiksaanwijzing

Dosis

Transfusie van één erytrocytenconcentraat verhoogt de hemoglobineconcentratie gemiddeld 1 g/dl en de hematocrietwaarde met ± 3 %.

Speciale voorzorgsmaatregelen

Bij transfusie van een autoloog erytrocytenconcentraat moet de compatibiliteit tussen het product en ontvanger verzekerd zijn door de identiteit van de patiënt vermeld op het bloedproduct en de identiteit van de te transfunderen patiënt te vergelijken en door uitvoering van een kruisproef tussen rode bloedcellen van het product en serum van de ontvanger om mogelijke staalverwisseling op te sporen.

Gebruiksaanwijzing

Tijdens de transfusie moet een aseptische techniek worden toegepast. Toediensets en filters dienen tijdig te worden vervangen in geval van transfusie van meerdere eenheden. Het erytrocytenconcentraat wordt intraveneus toegediend via een perfusieset met standaardfilter (170-260 µ).

Gedurende de eerste 10 tot 15 minuten wordt een lage infusiesnelheid (± 5 ml/min) ingesteld en wordt de patiënt nauwgezet geobserveerd op een eventuele transfusiereactie. Vervolgens wordt de infusiesnelheid verhoogd in functie van de klinische toestand. De gemiddelde transfusieduur van een erytrocytenconcentraat bedraagt 1 tot 2 uur. Er wordt aangeraden de duur voor transfusie van één eenheid te beperken tot een maximum van 4 uur.

Voorkom terugvloei van bloed van de patiënt in de transfusieset: hang de bloedzak steeds hoger dan de arm van de patiënt en sluit de rolklem bij het verplaatsen van patiënt en/of bloedzak.

Overtollige eenheden of eventuele restanten worden verwijderd als medisch afval.

Opwarmen van het bloed voor toediening is niet nodig.

Opwarmen van bloedproducten tijdens toediening is enkel vereist bij massale transfusie (> 50 ml per minuut, of > 15 ml/kg/uur bij kinderen), inclusief wisseltransfusie, - om hypothermie van de patiënt te voorkomen -, en bij klinisch belangrijke koude agglutininen. Hierbij moet gebruik gemaakt worden van speciale en voor deze toepassing gevalideerde verwarmingstoestellen.

Mogelijke ongewenste effecten bij toediening van het product

Patiënten bij wie autologe afnames zijn gebeurd, worden meer en vaker blootgesteld aan transfusies. Bij deze transfusies kunnen circulatoire overvulling, niet-hemolytische transfusiereactie zoals rillingen en koorts, en sepsis ten gevolge van bacteriële contaminatie van het bloedproduct optreden.

Indien een acute transfusiereactie optreedt, dient de transfusie onmiddellijk te worden stopgezet en moet een aangepaste symptomatische therapie gestart worden. De mogelijkheid dat een niet compatibel homoloog product is toegediend, dient te worden uitgesloten. Volgende laboratoriumtests kunnen nuttig zijn bij ernstige reacties: hemolyseparameters (haptoglobine, vrij hemoglobine, LDH, bilirubine), herhaling kruisproef en bloedgroepbepaling van patiënt en product, rechtstreekse antiglobulinetest, serum IgA, hemocultuur van de patiënt en bacteriologisch onderzoek van de toegediende eenheid.

Bij een milde allergische transfusiereactie (jeuk, roodheid, urticaria) kan de transfusie eventueel na toediening van antihistaminica of corticosteroïden worden verder gezet.

Medicamenteuze en andere interacties

Het erytrocytenconcentraat mag niet gemengd worden met geneesmiddelen of infusie-vloeistoffen. Fysiologische zoutoplossingen mogen samen met bloed worden toegediend, maar niet worden toegevoegd aan de bloedzak. De hematocriet van een erytrocytenconcentraat in bewaarvloeistof is dusdanig dat de toevoeging van een isotone zoutoplossing ter verdunning overbodig is.

Bewaring en stabiliteit

Een autoloog erytrocytenconcentraat moet binnen de 42 dagen na bereiding worden toegediend. Het wordt bewaard in een afzonderlijke ruimte en gescheiden van homologe bloedproducten, tussen + 2 °C en + 6 °C.

Een erytrocytenconcentraat mag niet gebruikt worden bij tekenen van beschadiging of bederf.

Veiligheid van autologe producten

Het bloed wordt afgenomen van de patiënt zelf. De bloedgroep is bepaald en is gelijk aan die van de patiënt, de virale testen (HBV, HCV, HIV) en de syfilistest zijn negatief. Autologe eenheden worden bewaard tussen 2 en 6°C om bacteriële groei te beletten.

Aflevering

Op medisch voorschrift, na aanmelden van de patiënt voor autologe afname.

Aangifte van een transfusiereactie

Ernstige ongewenste bijwerkingen bij patiënten tijdens of na een transfusie die aan de kwaliteit of de veiligheid van bloed of bloedderivaten kunnen worden toegeschreven, moeten door het ziekenhuis zo snel mogelijk gemeld worden aan het Hemovigilantiecentrum, via de site Hemovigilantie van het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten (KB van 25 oktober 2006) met kopie aan de bloedinstelling. Het verdient aanbeveling om ernstige nevenwerkingen van een transfusie die mogelijks te wijten zijn aan een afwijking van het bloedproduct ook onmiddellijk en rechtstreeks te melden aan het bevoorradende bloedtransfusiecentrum.

                                                                                                                                                                           

Laatst aangepast op 07/03/23.