DSI'er Joachim getuigt

“Ik was die bewuste 22e maart op weg naar de les en zat op de metro in Brussel toen ik een sms kreeg van de voormalige provinciaal verantwoordelijke van DSI. Even later volgde de automatische alarmering van dispatching: aanslag Zaventem.”

Joachim De Greef, al 13 jaar hulpverlener bij Dringende Sociale Interventie (DSI), beseft de ernst van de situatie wanneer hij het ASTRID radiosysteem opzet. Nog geen 40 minuten later, nog voor de tweede aanslag in het metrostation in Maalbeek, stond hij klaar om te helpen in Zaventem.

“Ons rendez-vous point was de legerkazerne in Peutie. Van daaruit werden de vrijwilligers aangestuurd en voerde ik hen naar Zaventem. In alle chaos was ik zelf mijn identificatiebadge en identiteitskaart vergeten en mocht ik dus niet binnen. Op mijn terugrit naar de legerkazerne nam ik de eerste slachtoffers van de aanslag mee. Zij konden terecht in het militair ziekenhuis in Neder-Over-Heembeek.”

Niet veel later stond Joachim terug op de luchthaven waar hij samen met een aantal collega’s de Psychosociaal Manager ondersteunde in het crisiscentrum: “Bij aankomst op de luchthaven zag ik in eerste instantie vooral lichtgewonden maar ook veel bloedsporen op straat. Op dat moment is het belangrijk dat je houvast vindt in de bestaande procedures. Je bent zo gefocust dat je eigenlijk weinig stil staat bij de gebeurtenissen op zich. Pas toen de communicatie grotendeels uitviel, werd het moeilijker. Plots konden we nog nauwelijks iemand bereiken. We moesten echt over en weer pendelen tussen verschillende locaties om mensen face to face te informeren en aan te sturen.”

Slachtofferlijsten aanmaken

Joachim was die dag contactpersoon tussen de mensen van de luchthaven, DSI en andere psychosociale hulpverleningsnetwerken. Er werden slachtofferlijsten aangemaakt, de verdere aanpak werd besproken en ieder stukje informatie dat het crisiscentrum bereikte werd gedubbelcheckt.

“Eén van onze belangrijkste taken op dat moment was het opmaken van slachtofferlijsten: zo weten we wie waar is en kunnen familieleden zo snel én zo correct mogelijk geïnformeerd worden. Hiervoor werken we steeds samen met DVI, het identificatieteam van de federale politie. DSI blijft de familie trouwens begeleiden tot aan de begrafenis. Nadien zorgen we voor overdracht aan verdere nazorg voor langdurige begeleiding.”

“Of er een verschil is tussen het bieden van psychosociale bijstand na bijvoorbeeld een rusthuisbrand of na een aanslag? Ja, toch wel! Bij een brand weten de mensen snel wat er aan de hand is en waar ze eventueel terecht kunnen om de nacht door te brengen. Bij een aanslag is onzekerheid: is het wel een aanslag, is de dader nog in de buurt, zal er nog een aanslag volgen? Al sta je daar als hulpverlener minder bij stil omdat je eindverantwoordelijkheid draagt.”

Busongeval in Sierre

Joachim maakt in zijn carrière al een aantal grote rampen mee, maar de aanslagen op 22 maart zijn voor hem niet de meest ingrijpende interventie: “Vijf jaar geleden ving ik familieleden op van de kinderen die betrokken waren bij het busongeval in Sierre. Dit is iets waar ik nu nog geregeld stil bij sta!”

Psychosociale ondersteuning is van immens belang in het verwerkingsproces. Slachtoffers of familieleden verliezen van het ene moment op het andere de controle over hun leven, maar die begeleiding van onder andere DSI zorgt ervoor dat ze na verloop van tijd opnieuw vat krijgen op de realiteit. Omdat iedereen anders omgaat met schokkende gebeurtenissen, is het voor de vrijwilligers van DSI telkens weer aftasten. Net daarom is het belangrijk dat alle hulpverleners op het einde van de interventie ook hun verhaal kunnen doen en dat ze nadien opgevolgd worden.

Vrijwilligers opvolgen

“Er was net een nieuwe lichting DSI’ers aan de slag gegaan. Normaal loop je tijdens een eerste interventie mee met een buddy, maar op 22 maart was die mogelijkheid er niet. Iedere coördinator besteedde die dag wel extra aandacht aan hen en was extra waakzaam zodat ze niet meteen verbrand raakten.”

Na de aanslagen in Zaventem en Maalbeek hebben we als hulpverleningsorganisatie ook lessen moeten trekken. Het feit dat de communicatie uitviel, was echt een ramp. Ondertussen is het radiosysteem aangepast en zijn hulpverleners beter gebrieft over het gebruik ervan. We blijven trouwens de mogelijkheden van nieuwe communicatiemiddelen zoals WhatsApp bekijken om in noodsituaties te gebruiken.

“Het moment dat mij altijd zal bijblijven van 22 maart? Eerst en vooral het telefoontje dat ik kreeg met de melding van de aanslag. En het beeld van iemand die het bloed van een gewonde probeerde weg te spoelen met een emmer water. Maar evengoed zal ik nooit vergeten dat een klein meisje dat we geholpen hadden nadien een tekening kwam afgeven."