Hartstilstand

Bij ongeveer de helft van de slachtoffers van een hartstilstand is er eigenlijk geen sprake van een échte stilstand van het hart, maar van een ventrikelfibrillatie.

Ventrikelfibrillatie is het trillen van de hartkamers en het hart niet meer ritmisch samentrekt. Dit is levensbedreigend, aangezien het hart geen bloed meer kan rondpompen en de zuurstofcirculatie stilvalt. Na ongeveer 4 tot 6 minuten zonder zuurstof lopen hersencellen onherstelbare schade op.

Als het hart van een slachtoffer nog trilt, kan een elektrische schok de abnormale trilling nog corrigeren. Zo kan het hart terug een normaal ritme krijgen. Dit kan met een AED.

Het hart reageert niet altijd voldoende op een eerste defibrillatie. Soms is het nodig om meerdere malen te defibrilleren. De AED zal na de eerste schok adviseren om twee minuten te reanimeren. Na deze twee minuten voert het toestel opnieuw een analyse van het hartritme uit. Het berekent dan of er opnieuw geschokt moet worden.

Na het al dan niet geven van een schok, vraagt de AED de hulpverlener om hartmassages en mond-op-mondbeademing toe te passen. Zo krijgen het hart en de hersenen van het slachtoffer zuurstof en wordt het hart gevoeliger voor defibrillatie.